
Op de basisschool leerde ik over een tijd van handel, rijkdom en ontdekkingsreizen. De Gouden Eeuw, zo heette het hoofdstuk. Het geschiedenisboek stond vol met plaatjes van indrukwekkende VOC-schepen, beroemde zeevaarders en schilderijen uit die tijd. Dat de “gouden” glans was gebouwd op het lijden en uitbuiten van anderen – tot slaaf gemaakte mensen in koloniën ver weg – werd me nauwelijks duidelijk. Ik leerde over Michiel de Ruyter, Willem van Oranje, de VOC. Maar op die ene kleine alinea na, werd nergens geschreven over de mensen die tot slaaf waren gemaakt, gedehumaniseerd en verhandeld als koopwaar. Hun verhalen waren niet meer dan een kleine kanttekening.
Het bezoek aan The Black Archives in Amsterdam maakte dat pijnlijk duidelijk. Tussen de boeken, archieven en verhalen voelde ik me geconfronteerd met een geschiedenis die jarenlang bewust of onbewust verzwegen is. Waarom wist ik hier zo weinig van? Waarom ken ik de namen van verzetshelden van de Tweede Wereldoorlog wel, maar die van de verzetshelden uit de zogenaamde “Gouden Eeuw” niet? Ik voelde me ongemakkelijk. Veel vragen over die tijd kon ik niet beantwoorden. Het zette iets in beweging.
Wie schrijft geschiedenis? En voor wie?
Wat betekent het als hele bevolkingsgroepen niet voorkomen in het geschiedenisonderwijs – of alleen als slachtoffer zonder naam of gezicht? Ik begon te beseffen dat geschiedenis geen neutraal verhaal is. De verhalen die we te horen krijgen – op school, in musea, in boeken – zijn keuzes. Keuzes over wat belangrijk genoeg is om te vertellen en wat niet. En wie die keuzes maakt, heeft invloed op het beeld dat we krijgen van het verleden.
Geschiedenis lijkt vaak te worden verteld door de groep die de macht heeft (gehad). En dus horen we vooral het eurocentrische verhaal: over economische groei, over ontdekkingsreizen, over nationale trots. Het leed en het verzet van anderen wordt genegeerd of gebagatelliseerd. Het beeld dat mijn klasgenoten en ik meekregen was vooral gericht op nationale trots. En zo ontstaat een collectief geheugen vol blinde vlekken. En dat heeft gevolgen. Voor hoe we vandaag naar de wereld kijken, voor wie we serieus nemen, voor wie als “probleem” wordt gezien en wie als “normaal”.
Het ongemak van erkennen
Het gevoel van ongemak dat ik eerder beschreef, kwam doordat ik werd geconfronteerd met iets waar ik nooit eerder echt diep bij stil had gestaan: dat mijn vrijheid, mijn kansen en de welvaart die ik in Nederland ken, mede mogelijk zijn gemaakt door onderdrukking. Door slavernij. Door koloniale uitbuiting. En dat dat geen afgesloten hoofdstuk is, maar iets wat nog steeds doorwerkt.
Dat ongemak is, denk ik, precies waarom het zo vaak NIET over deze geschiedenis gaat. Want erkennen wat er is gebeurd, vraagt iets. Het vraagt afstand van het comfortabele verhaal waarin “wij” het goed deden. Het vraagt ruimte voor verdriet, woede en ervaringen die niet van ons zijn, maar wel gehoord moeten worden.
Ik merk dat veel mensen snel in de verdediging schieten als het gaat over racisme, slavernij of wit privilege. Misschien uit onwetendheid, misschien omdat ze denken dat erkenning automatisch schuld betekent. Maar het gaat niet om schuld, het gaat om verantwoordelijkheid.
Die verantwoordelijkheid begint met erkenning dat het verleden voortleeft in het nu. Slavernij mag afgeschaft zijn, maar de structuren en denkbeelden bestaan nog steeds. In wie kansen krijgt en wie niet, in wiens verhalen centraal staan in geschiedenisboeken – en in wiens niet.
Je ziet het in de discriminatie op de arbeidsmarkt. In etnisch profileren. In het wantrouwen richting mensen van kleur. In het feit dat institutioneel racisme nog altijd wordt ontkend. Het zit in kleine dingen en in grote systemen. En ook het feit dat zovelen dit niet herkennen, is een gevolg van dat verzwegen verleden.
Daarom is het belangrijk dat mensen zoals ik – mensen met wit privilege – niet wegkijken. Dat we luisteren, leren, ruimte maken. Niet alleen voor de verhalen die altijd verteld worden, maar juist voor de verhalen die structureel zijn weggelaten. En dat we de vrijheid hebben om te zwijgen, is precies de reden waarom we dat niet zouden moeten doen.
Wat ik meeneem uit het bezoek aan The Black Archives is dit: wit privilege is geen eindpunt of oordeel, maar een uitnodiging tot bewustwording en verantwoordelijkheid. Want als je eenmaal weet, kun je ervoor kiezen om het anders te doen.