Het thema ‘geloof’ roept bij mij al van jongs af aan gemengde gevoelens op. Vooral als het gaat om de grote wereldgodsdiensten. Ik zie hoe geloof mensen met elkaar kan verbinden, maar ook hoe het groepen juist uit elkaar kan drijven. Die dunne lijn daartussen intrigeert mij enorm.
Ik groeide op in een dorp waar de gereformeerde kerk een stevige aanwezigheid had. Er was een duidelijk voelbare kloof tussen ‘de mensen van de kerk’ en ‘de rest’. Er was nauwelijks interactie tussen de twee, en ik had het gevoel dat beide groepen op elkaar neerkeken.
Als kind kon ik me moeilijk voorstellen dat je in een god kon geloven die het leven op aarde zag als een lijdensweg – iets wat je moest doorstaan om later in de hemel te komen. Of dat je per definitie als zondaar werd beschouwd. Ik snapte niet hoe mensen zich konden laten leiden door een boek dat voorschreef dat je op zondag niets mocht doen, behalve naar de kerk gaan. Dat datzelfde boek kon bepalen hoe je je moest kleden, wie je wel en niet mocht zijn. Om nog maar te zwijgen over wat er over geaardheid werd beweerd.
Voor mij was het simpel: het belangrijkste in het leven is dat je goed bent voor jezelf en voor anderen. Maar hoe kun je dat zijn als je gelooft dat iedereen, inclusief jezelf, van nature slecht is?
Ik ontwikkelde een afkeer van het geloof en had daar, naar mijn idee, genoeg redenen voor. Als je naar de geschiedenis kijkt, zijn veel gewelddadige conflicten terug te voeren op religieuze overtuigingen. De ene stroming wijst de andere af en iedereen denkt dat juist hun waarheid de enige echte is. “Want mijn geloof is het enige ware.”
Toch is mijn visie in de loop der tijd genuanceerder geworden. Ik heb mensen ontmoet die kracht halen uit hun geloof, zonder anderen te veroordelen. Mensen die me vertelden dat zij in de Bijbel juist een aansporing vonden om klaar te staan voor hun naasten. Ik zag hoe geloof ook kan verbinden, hoe mensen gemeenschap vinden in het delen van verhalen, normen en waarden.
Een vriend van mij, Dylano, is hindoe. Hij gelooft dat hij dit leven zo goed mogelijk moet leven. Je daden bepalen je toekomst, in dit of in een volgend leven. De ziel wordt telkens opnieuw geboren, totdat je alle lessen hebt geleerd. We hebben vaak gepraat over social media en de obsessie voor het lichaam die daar een grote rol speelt. Allebei kunnen we onzeker zijn over hoe we eruitzien, en soms zelfs een soort afkeer voelen van ons uiterlijk. Maar Dylano vertelde me hoe het Hindoeïsme hem heeft geholpen om zijn lichaam meer te accepteren. Hij ziet het als een tijdelijk omhulsel van de ziel: waardevol en zorgzaam te behandelen, maar niet het einddoel. En van die visie heb ik veel geleerd. Ik probeer beter voor mijn lichaam te zorgen, omdat ik het – mede dankzij onze gesprekken – ben gaan zien als het voertuig dat mij in staat stelt te ervaren, te voelen en te bewegen.
Langzaam begin ik beter te begrijpen wat geloof kan bieden. Onlangs verscheen in het nieuws dat er een kantelpunt lijkt te zijn bereikt: voor het eerst in lange tijd groeit de kerk weer. Steeds meer mensen vinden opnieuw steun in het geloof. Misschien is dat, in een wereld die steeds chaotischer aanvoelt, ook wel logisch.
Waar de een zijn roeping vindt in activisme, vindt de ander zijn rust in religie. Uiteindelijk zijn we allemaal op zoek naar betekenis en houvast. En hoe fijn is het dan, om een gedeeld kompas te hebben – een gemeenschap waarin je waarden, overtuigingen en rituelen kunt delen.
Als het gaat om betekenis, is mij een uitspraak van Marianne van Praag bijgebleven. Ze is rabbijn in de synagoge in Den Haag. Marianne vertelde dat een goddelijke ervaring voor haar voelt alsof een facet van een diamant wordt opgepoetst en er een nieuw soort licht op haar leven schijnt.
Voor mij gebeurt dat in de natuur. De stilte in een bos, de golven van de oceaan, de zon op mijn gezicht, het kijken naar een eindeloze sterrenhemel – dan voel ik me klein, en tegelijk onderdeel van iets groters. Ik geloof dat alles in cycli beweegt. De lente komt altijd terug. En als ik doodga, worden al “mijn” moleculen weer onderdeel van iets anders.
Uit dat geloof en die ervaringen haal ik mijn zingeving. Het beste dat ik kan doen, is mijn best doen om te leren.
Misschien is dat wel de kern van geloof, spiritualiteit of levensbeschouwing: een poging om het leven te begrijpen en er iets van te maken. Om zin te geven aan wat ons overkomt, en richting aan hoe we leven. Wat we delen, is daarbij misschien wel belangrijker dan waarin we verschillen. En uiteindelijk is het niet de waarheid die telt – maar de manier waarop we ermee omgaan.